Wall of Fame - Internationale Helden
Gepubliceerd op 10 mei 2024In de 75-jarige historie van Circuit Zandvoort zijn grootse prestaties geleverd. Voor wie begint in de autosport is het halen van de finish al een prestatie op zich, dan het eerste podium, de eerste overwinning… Natuurlijk staan de grote Formula 1-triomfen het meest in de belangstelling. Coureurs die hier succesvol waren, behoren tot de Zandvoort Legends.
Jim Clark
De Schot werd geboren in een boerenfamilie en toonde al snel een passie voor de autosport. Colin Chapman ontdekte zijn talent en na successen in de Formula Junior maakte Clark met Lotus in 1960 zijn F1-debuut op Zandvoort. In 1962 behaalde hij zijn eerste overwinning in het WK, het jaar erop won hij zeven van de tien races op weg naar zijn eerste wereldtitel. In 1965 werd Clark opnieuw wereldkampioen en won hij ook de Indy 500. In 1967 schreef Clark op Zandvoort geschiedenis met de eerste overwinning voor de Ford-Cosworth DFV motor bij het eerste optreden van de nieuwe krachtbron in een race. Naast zijn vele F1-successen stond hij vooral bekend om zijn fenomenale wagenbeheersing en zijn veelzijdigheid. Clark was ook een winnaar in toerwagens en rally’s en nam met succes deel aan sportwagen- en IndyCar-races. Met in totaal vier F1-overwinningen (1963, 1964, 1965 en 1967) is Clark recordhouder op Zandvoort. Op 7 april 1968 kwam Clark om het leven tijdens een Formula 2-race op Hockenheim.
Jackie Stewart
De Schot Jackie Stewart was in zijn jeugd een succesvol kleiduivenschutter, maar zag toch meer in de autosport, nadat een van de klanten van het garagebedrijf van zijn vader hem de kans had gegeven om op Oulton Park te rijden. Met het team van Ken Tyrrell werd Clark in 1964 Brits F3-kampioen en een jaar later maakte hij zijn debuut in het WK Formula 1 met BRM, inclusief de eerste overwinning op Monza. In 1968 stapte Stewart over naar het Matra Internationalteam, waar hij met drie overwinningen, waaronder op Zandvoort, tweede werd in de eindstand van het WK. In 1969 werd hij voor het eerst wereldkampioen, opnieuw met een zege op Zandvoort. In 1971 en 1973 volgden nog twee WK-titels, terwijl Stewart in 1973 ook op Zandvoort weer op de hoogste trede stond. In dat jaar beëindigde hij, met 27 Grand Prix-zeges op zijn naam, zijn actieve loopbaan, maar bleef op vele manieren bij de autosport betrokken. Stewart, die zich zeer inzette voor verbetering van de veiligheid op circuits, zette ook zijn eigen Formula 1-team op, waarvoor ook Jos Verstappen in 1998 negen races reed en dat uiteindelijk uitmondde in het huidige Red Bull Racing-F1-team.
James Hunt
Na een begin in de toerwagens stapte James Hunt al snel over naar de Formula 3, waar de wat excentrieke Lord Alexander Hesketh hem onder zijn hoede nam. Samen met het team groeide Hunt, vanwege zijn vele incidenten bijgenaamd Hunt the Shunt, in 1973 door naar de Formula 1. In 1975 behaalde de Brit op Zandvoort zijn eerste WK-zege. Nadat het Hesketh-team vanwege geldgebrek zijn deuren had gesloten, stapte Hunt in 1976 over naar McLaren. Daar won hij dat seizoen gelijk zes Grands Prix, waaronder opnieuw de race op Zandvoort. In de laatste race, in de stromende regen op Fuji, was de derde plaats genoeg voor het binnenhalen van de wereldtitel, nadat zijn enig overgebleven rivaal Niki Lauda de omstandigheden te gevaarlijk vond en was uitgestapt. Het legendarische duel tussen Hunt en Lauda vormde in 2013 de basis voor de succesvolle speelfilm Rush. Hunt reed nog twee seizoenen voor McLaren, maar wist de successen uit zijn kampioensjaar niet te herhalen. Het eerste halfjaar van 1979 bij het team van Walter Wolf liep uit op een teleurstelling, waarna Hunt verklaarde te stoppen. Daarna was hij jarenlang actief als tv-commentator. Hunt hield er een flamboyante levensstijl op na en overleed in 1993 op 45-jarige leeftijd.
Niki Lauda
Niki Lauda zag er niets in om de familietraditie te volgen en een carrière in het zakenleven op te bouwen. Zijn hart ging veel meer uit naar de autosport. Hij nam een krediet om te kunnen racen en was daarin succesvol. Al snel bracht hij het tot in de Formula 1, waar hij via March en BRM in 1974 bij Ferrari terechtkwam. In 1975 werd hij wereldkampioen. Een jaar later overleefde hij ternauwernood een zwaar ongeval op de Nürburgring, waaraan hij zware brandwonden overhield. In 1977 won Lauda opnieuw het WK. Halverwege 1979 stopte hij en besteedde zijn tijd vooral aan zijn eigen luchtvaartmaatschappij, maar in 1982 maakte hij bij McLaren toch zijn comeback in de Formula 1. In 1983 reed hij op Zandvoort als eerste met de TAG-Porsche-turbomotor, waarmee hij een jaar later zijn derde wereldtitel zou winnen. Het seizoen 1985 was Lauda’s laatste in de Formula 1, op Zandvoort behaalde hij zijn 25e en laatste Grand Prix-zege na een adembenemend duel met Alain Prost, waarin hij zijn teamgenoot met 0,2 seconde versloeg. Naast zijn luchtvaartactiviteiten was hij daarna jarenlang actief als teambaas in de Formula 1. Hij overleed in 2019.
Alain Prost
Een uitstapje naar een kartbaan tijdens een zomervakantie met zijn ouders zou Alain Prosts leven voorgoed veranderen. Hij was succesvol in de Formula 3 en debuteerde in 1980 met McLaren in de Formula 1. Een jaar later stapte Prost over naar Renault en behaalde in eigen land zijn eerste F1-zege, later die zomer gevolgd door een overwinning op Zandvoort. Prost bleef nog twee jaar bij Renault, alvorens in 1984 de overstap te maken naar McLaren, waar hij met de TAG-Porsche-turbomotor in dat jaar zeven races won, inclusief Zandvoort, en nipt de WK-titel misliep. Het jaar erna werd Prost voor de eerste keer wereldkampioen, wat hij in 1986 herhaalde. In 1989 won hij, nog steeds met McLaren, zijn derde titel. Een transfer naar Ferrari volgde. De Fransman kwam twee seizoenen voor het Italiaanse team uit. Na een jaar pauze kwam hij in 1993 terug met Williams en won zijn vierde wereldtitel met zeven overwinningen, waarmee hij zijn totaal op 51 bracht. Na afloop van dat seizoen stopte hij. Als teambaas van Prost Grand Prix was hij weinig succesvol, maar hij wordt tot de grootste Formula 1-rijders in de historie van de sport gerekend. Vanwege zijn doordachte en strategische rijstijl kreeg hij de bijnaam Le Professeur.