Tom Coronel: 'Circuit Zandvoort als tweede huis'
Gepubliceerd op 28 juni 2024Haast geen coureur reed zoveel rondjes op Zandvoort als Tom Coronel. Als jochie was het circuit voor hem letterlijk een speeltuin, later werd de baan dat. ‘Ik heb helaas ook elk vangrailpaneel geraakt.’
Zijn ogen vullen zich met tranen, terwijl hij op zijn telefoon een foto van een oud krantenbericht uit De Telegraaf laat zien. Het gaat over zijn moeder. Er is een begrafenisstoet van vier auto’s zichtbaar, die door de Gerlach-bocht rijdt. De kop boven de foto luidt: Laatste ronde voor Rita Coronel. Datum van publicatie: 10 november 1993. Tom Coronel is even stil. ‘De laatste wens van mijn moeder was om nog een rondje over het circuit te rijden voordat ze werd begraven. Dat hebben we geregeld,’ zegt hij geëmotioneerd. Dan vraagt hij of we nog koffie willen en loopt naar de bar van de kartbaan in Huizen die hij samen met zijn broers bestiert sinds 1995, bekostigd uit de erfenis van hun moeder.
Rita Coronel, dochter van motorcoureur Bertus van Hamersveld (de Bertus van het nummer Oerend Hard van Normaal), kijkt vanaf een grote foto op een muur in de kantine toe. In haar handen heeft ze een rondebord, met een grote drie erop. ‘Ze was een gridgirl, of pitspoes zoals je vroeger nog mocht zeggen,’ vertelt Coronel als hij terug is met een paar kopjes koffie. De glimlach is eveneens terug, de ogen zijn gedroogd. ‘Onze ouders hebben elkaar op Zandvoort ontmoet,’ vertelt hij het familieverhaal verder. ‘Onze vader was autocoureur en later commentator. Mijn tweelingbroer Tim en ik zijn ook naar een automerk vernoemd: Tims tweede naam is Alfa, die van mij Romeo. Bij lezingen maak ik het verhaal altijd iets smeuïger door te zeggen dat we ook in een Alfa Romeo verwekt zijn. Maar ons hele leven speelde zich dus op het circuit af. Het was voor mij en mijn broers (naast Tim halfbroers Jim en Raymond, MvD) een speeltuin. Haast letterlijk. In de Michelin-truck bouwden we van de banden hutten. Ik kroop onder de hekken door om de duinen in te lopen. Later werd de baan zelf onze speeltuin. Toen mijn broers reden, was ik hun monteur. Later ging ik zelf racen.’
Curbstones
Coronel voelt een emotionele betrokkenheid bij het circuit die de term speeltuin eigenlijk overstijgt. ‘Misschien is een tweede thuis inderdaad een betere term.’ Hij laat enkele curbstones zien die tegen een muurtje in de kantine staan. Ze komen uit de Gerlach. Achter in de auto heeft hij wat curbstones uit de Tarzan, zegt hij. Leuk voor op de foto, zo bedacht hij thuis. ‘Die lagen tijdens de verbouwing van het circuit in 2020 in de paddock. Ik dacht: als ik ze laat liggen, worden ze vergruisd. Dus heb ik ze mee naar huis genomen. Kan ik nu in de tuin een mooi bochtje maken. Andere mensen zullen zeggen: wat moet je ermee? Voor mij hebben de curbstones heel veel waarde. Ik ga ze ook niet schilderen. Zoals ze nu zijn, horen ze te zijn.’
Die curbstones vormen zoete en bittere herinneringen aan al die uren, dagen, maanden en jaren dat Coronel op het circuit te vinden was. Soms met een uitzinnig publiek, zoals bij de Masters, veel vaker in stilte, in extreme kou of in gure regen. ‘Ik weet zeker dat er maar heel weinig mensen zijn die zo veel rondjes hebben gereden op Zandvoort als ik. Erik Post en Frans Vörös misschien. Ik ken daardoor iedere conditie: sneeuw, regen, een halfnatte baan, droog.’
Wielbout
Er volgen anekdotes waar je met gemak een boek mee kunt vullen – of een geheel magazine. Het zijn bovenal de momenten dat niemand anders op de baan kon zijn die Coronel het meest lijkt te koesteren. ‘Het circuit was in de winter gesloten, maar niet voor mij,’ vertelt hij met lichte trots. ‘Erik Weijers regelde toen nog van alles voor Hans Ernst en had de sleutel van de speeltuin. Hij pikte me dan op bij het station. Huub Vermeulen, van de raceschool, zorgde ervoor dat mijn Ford klaar stond. Die had ik gekocht van mijn prijzengeld toen ik met mijn broer de Citroën AX Cup won. En dan ging ik zoveel rijden als kon.’
Coronel schetst de situatie op zo’n privéracedag. Weijers die zijn huiswerk maakte in de starttoren, wetend dat Coronel ongeveer elke zeventig seconden voorbij kwam zoeven. ‘Als dat niet gebeurde, konden er drie dingen zijn: of de benzine was op, of ik stond tegen de vangrail, of mijn wiel lag eraf,’ zegt Coronel lachend. ‘Ik heb weleens anderhalf uur op de baan gezocht naar een wielbout die ik was verloren. Ik had geen reserveonderdelen, dus ik moest die bout vinden om verder te kunnen rijden en liep net zo lang langs de baan tot ik ‘m vond. Als mijn tank leeg was, zette ik mijn auto op een trailer en reed dan met Erik naar het tankstation naast het circuit. Dan tankten we mijn auto vol, reden terug en dan ging ik verder met rondjes rijden.’
Masters
Op de kartbaan in Huizen staat een replica van de F3-auto waarmee Coronel in Japan furore maakte. En waarmee hij de Masters of Formula 3 van 1997 won. Hij had helemaal niet mee mogen doen, zegt hij, wederom lachend. Hij had eerst toestemming vanuit Japan nodig en toen hij die had, was hij te laat voor de inschrijving. Het was aan Hans Ernst te danken dat Coronel met startnummer 56 meedeed aan een race waar eigenlijk maar 55 auto’s konden meedoen.
Coronel sprokkelde banden bij elkaar bij teams waarvan de eigen coureurs waren uitgevallen tijdens de vrije trainingen en kwalificatie. Coronel begon de race als vierde en kwam als eerste over de finish. Hij verbaasde daarmee vriend en vijand en zelfs zijn eigen Japanse teambaas – ‘hij geloofde niet dat ik had gewonnen toen we hem na de race belden’ – maar zelf wist Coronel allang dat hij dé favoriet was. Niemand kende de baan immers zo goed als hij.
‘Ik heb er alles meegemaakt, ken elk grindje, elke korreltje zand. Elk vangrailpaneel heb ik helaas ook geraakt. Maar daarom heb ik die enorme track knowledge en weet ik precies hoe je welke bocht moet aansnijden. Dat gevoel krijg je niet als je vijftig rondjes rijdt. Ik heb er tienduizenden gereden. En still counting. Ik ben tegenwoordig veel aan het rijden met mijn zoontje Rocco. Ik heb in april zelfs mijn verjaardagsdiner afgezegd omdat ik met Rocco op de baan was. Tot negen uur ’s avonds. We reden als allerlaatste door. En ik heb hem toen geleerd wat ik zelf ook altijd deed: als de lichten op rood gaan toch nog een laatste rondje mee pakken. Want elk rondje dat je rijdt, leer je het circuit weer een beetje beter kennen.’
‘IK ZEG ELKE RACE AF VOOR DUTCH GRAND PRIX’
Na de heropening van het circuit in 2020 was Tom Coronel er als de kippen bij om het vernieuwde circuit te testen. ‘Bernhard van Oranje was de eerste, maar ik stond op het podium, om zo te zeggen. Ik wilde dat moment niet missen natuurlijk. Ik werd toen nog gebeld door de performance engineer van Alpine, die vroeger ook mijn engineer was. Hij vroeg of ik samen met Fernando Alonso en Esteban Ocon de baan wilde verkennen. Natuurlijk wilde ik dat.’
Coronel moet eigenlijk vaak zelf racen op de dag van de Dutch Grand Prix, maar op de baan zelf is op die dagen absoluut niet te vinden. ‘Ik zeg elke race af voor de Dutch Grand Prix. Ik kon zelfs een keer Europees kampioen worden, maar zei tegen het team dat ik tijdens de Grand Prix gewoon in Zandvoort ben. Punt.’