Rensportschool Zandvoort leidt al decennialang coureurs op een solide basis
Gepubliceerd op 12 april 2024De Rensportschool Zandvoort draagt de bekende badplaats in zijn naam en hoewel er inmiddels ook elders cursussen gegeven worden, is Circuit Zandvoort de bakermat en de thuisbasis van de raceschool. Directeur Marth de Graaf spreekt over het bewaren van de traditie, het geheim van goed leren racen en het creëren van doorstroming naar de autosport.
De historie van de Rensportschool Zandvoort gaat terug tot Rob Slotemaker. ‘Ik ben blij en trots dat ik die erfenis mag voortzetten,’ zegt Marth de Graaf. ‘De Rensportschool kwam voort uit de antislipschool: nadat Slotemakers hele familie en vriendenkring die cursus gedaan had, wilden ze wel wat anders, en zo kwam Slotemaker samen met Henk van Zalinge op het idee om ook racecursussen te gaan geven. Daaruit ontstond de Rensportschool. Na het overlijden van Rob Slotemaker nam Huub Vermeulen het over, samen met Dick van Iperen. Vervolgens kwam Frank Kerseboom erbij, die de school uiteindelijk in 2012 overnam, en uiteindelijk ben ik hem in 2019 opgevolgd.’
Die decennialange geschiedenis is een van de aspecten waarmee de Rensportschool Zandvoort zich van vergelijkbare ondernemingen onderscheidt. ‘Die historie is wel iets om trots op te zijn,’ vindt De Graaf. ‘Het jaartal 1955, waarin Rob Slotemaker begon, dragen we dan ook in ons logo, en we zijn in al die tientallen jaren een trouwe en vaste klant van het circuit geweest, en zijn dat nog steeds. We organiseren op jaarbasis zo’n 50 dagen, waarvan we er 30 tot 35 op Zandvoort houden, dus je kunt wel zeggen dat we zeer nauw met Zandvoort verbonden zijn.
Schuco-modelautootje
De Graaf zorgt er met zijn team voor dat de rijke historie van de Rensportschool Zandvoort bewaard blijft, hoewel het instituut natuurlijk volop met zijn tijd meegaat. ‘We hebben heel wat materiaal van vroeger dat we in ere houden. Zo krijgen deelnemers na afloop van de driftcursus een certificaat waarop een prachtige zwart-witfoto te zien is met Jan Lammers en Rob Slotemaker, twin-driftend door de Gerlachbocht. We hebben ook dat Schuco-modelautootje nog, waarmee Slotemaker echt alles uitlegde, net zoals later Huub Vermeulen dat deed. Dat autootje is op heel wat foto’s te zien. En natuurlijk de borrelglaasjes, die hebben we nog steeds als prijs als iemand tijdens de racecursus de snelste tijd bij de slalom neerzet.’
Hoe kwam De Graaf zelf eigenlijk bij de Rensportschool terecht? ‘Ik ben echt als jong jochie begonnen, heb als elfjarige achter de hoofdtribune tijdens de cursusdagen leren autorijden,’ vertelt hij. ‘Huub Vermeulen had toen zo’n mooie Subaru, een WRX STi, en die stond in de weg, dus hij vroeg of ik die even weg kon zetten. Ik moest bekennen dat ik dat nog niet kon, dus toen was het moment daar om te leren koppelen en schakelen. En daarna heb ik het hele traject doorlopen: begonnen met pionnen ruimen en de baan spuiten, waarmee ik dan ’s morgens punten kon verdienen, zodat ik ’s middags mee mocht doen met de cursus. Vervolgens assistenthulpinstructeur, hulpinstructeur, instructeur, hoofdinstructeur, het hele verhaal. Ik volgde later de Johan Cruyff Academy, sportmarketing, en kon vanuit die opleiding Frank Kerseboom ondersteunen met zaken als social media. Van lieverlee kreeg ik meer en meer taken, totdat ik op een bepaald moment de vraag kreeg of ik het bedrijf wilde overnemen. Ik was nog wel vrij jong toen, 27, maar het paste toch bij de route die ik doorlopen heb, dus ik heb “ja” gezegd en die kans met beide handen aangegrepen.’
Veertien dagen
De Graaf beschouwt zichzelf als een typische RSZ-exponent: ‘Iedereen die bij ons de cursus gevolgd heeft, heeft op een goede, solide manier leren autoracen en heeft daarop ook dezelfde visie. We hebben een redelijk vaste pool van instructeurs die al jaren bij de RSZ betrokken zijn. En kijk maar eens wie er via de RSZ zijn doorgestroomd: Tim en Tom Coronel, Jaap van Lagen, Nyck de Vries, Job van Uitert, Beitske Visser. Die zijn er allemaal van overtuigd dat je racen niet in één dag leert. Sterker nog: wij zijn nog van de generatie waarin de cursus veertien dagen duurde, in de wintermaanden. Inmiddels hebben mensen minder tijd, willen het allemaal sneller, maar wij doen het in ieder geval in twee dagen en in sommige gevallen, in het laagseizoen, in drie dagen. Dat zorgt voor een veel betere basis. Het gaat immers niet alleen om rondjes rijden, het gaat ook om rijvaardigheid. Remmen, driften, wat gebeurt er als je tegelijkertijd stuurt en remt, dat soort dingen. En een start oefenen, een code-60, dat moet je eigenlijk ook een keer meegemaakt hebben.’
Zelf maakte De Graaf na het volgen van de Rensportschool zijn racedebuut in de toenmalige Suzuki Swift Cup. ‘Destijds was dat een redelijk betaalbare manier van racen, maar zoiets is er op dit moment op nationaal niveau niet of nauwelijks,’ constateert hij. ‘Daar denk ik best wel over na, en dat is bijvoorbeeld ook een van de redenen dat ik in het bestuur van de DNRT zit, waar nog wel relatief betaalbare mogelijkheden worden gecreëerd om te racen. Ik vind het ook belangrijk dat er instapmogelijkheden komen voor wie met goed gevolg de cursus heeft afgerond. Als raceschool kunnen en willen we cursisten die verder willen daarin ook graag adviseren, maar ik denk dat daar ook een taak ligt voor bijvoorbeeld de KNAF: maak duidelijk hoe je met racen kunt beginnen en wat dat kost. Ik denk dat het belangrijk is dat we met z’n allen ons best blijven doen voor de autosport, wat bij ons inhoudt dat we proberen mensen een zo goed mogelijke basis mee te geven. En dat lukt ons al bijna zeventig jaar behoorlijk goed.”