Hoe Jan Lammers Circuit Zandvoort écht ontdekte
Gepubliceerd op 1 maart 2024Als geboren Zandvoorter voelt Jan Lammers zich helemaal thuis op het circuit in zijn achtertuin. Maar hoe begon die liefde? Lammers neemt ons mee terug naar het prille begin van zijn band met Circuit Zandvoort.
Jan Lammers is van 1956 en dus ligt het circuit pas zeven jaar in de duinen als hij het levenslicht ziet als jongste van in totaal zeven kinderen. Zijn ouders hebben het niet breed en het komt niet zelden voor dat vanaf de vrijdag rijst met boter en suiker op tafel komt. ‘Dan wisten we hoe laat het was,’ zegt Lammers. ‘Dan was het geld op. Wij leden er niet onder, want we vonden die rijst met boter en suiker geweldig.’
In de zomer verhuist het arbeidersgezin elk jaar voor een paar weken naar een zomerhuisje. Een pijpenla noemt Lammers het, met kleine slaapkamers waar hij samen met twee broers in één bed moet slapen. ‘Mijn ouders verhuurden ons eigen huis aan toeristen. Dat deed bijna elke Zandvoorter. Eigenlijk hebben we in het dorp Airbnb uitgevonden.’
Het circuit laat de jonge Lammers warm noch koud. Hij komt er weleens, maar dan vooral om na een raceweekend lege flesjes te verzamelen. Voor het statiegeld, om daarna met zijn vriendjes een ijsje te halen in het dorp. Verder omschrijft Lammers zijn jonge ik als een jongen die vaak op het strand en in de duinen te vinden is. En in het dorp, om te voetballen. ‘Tot mijn twaalfde speelde het circuit eigenlijk geen rol in mijn leven. We hadden er jaarlijks de Formula 1, maar dat werd lang niet zo professioneel aangejaagd als tegenwoordig. Als je geluk had, zag je zes weken van tevoren een poster hangen in de regio. En thuis deden we nooit aan langetermijnplanning. Mijn vader werd elke week uitbetaald, verder dan een paar dagen vooruit werd er niet gekeken.’
Stickers
Een paar stickers op een fiets van enkele dorpsgenootjes zorgen voor een wending in het leven van de jonge Lammers, die uiteindelijk als autocoureur kampioen in de Formula 3 zal worden en ook in de Formula 1 op Zandvoort zal gaan rijden. Inmiddels is hij als sportief directeur van de Dutch Grand Prix verbonden aan het circuit, wat nagenoeg in zijn achtertuin ligt. Hij woont met zijn vriendin naast de golfbaan. Maar goed, die stickers dus. ‘Enkele jongens op school werkten bij de antislipschool van Rob Slotemaker en hadden die stickers daar gekregen. Ik hoorde daar door die stickers voor het eerst over en wilde er wel meer van weten. Er waren niet zoveel jongens nodig, dus je moest een beetje geluk hebben dat je daar een baantje kon krijgen. Ik had dat geluk. Sommige jongens werkten alleen in het weekeinde, anderen gingen elke dag uit school naar het circuit. Dat waren de trouwen. Ik hoorde daar ook wel bij.’
De jonge Lammers is een van de baanspuiters. Het is een gilde waar een goede fooi mee te verdienen is. ‘Ik moest met drie andere jongens zorgen dat de baan nat bleef. Voor de natuur was het vreselijk wat we deden: om de baan glad te maken, gooiden we er een bak olie overheen. Om het verhaal nog erger te maken: we wasten aan het einde van de dag de auto’s met een bak benzine.’
Lammers neemt zijn werk bij de antislipschool serieus. Al is het maar omdat de jongens, als ze goed hebben gewerkt, een paar rondjes over het circuit mogen rijden. ‘De antislipschool was tot vijf uur open. Als we hard doorwerkten, konden we om zes uur de baan op met Rob Slotemaker. Dat was vooral in het voor- en najaar mooi, want dan begon het al een beetje te schemeren. De baan was dan magisch.’
Vertrouwen
Het zijn die rondjes na het werk waarin Lammers gegrepen wordt door het racen. En hij blijkt talent te hebben, merkt ook Slotemaker. Lammers: ‘Rob zat naast me en vertelde wat ik moest doen. Zo leerde ik schakelen en de ideale lijnen volgen. Rob liet me op mijn zestiende voor het eerst racen. Hij kocht ook een auto voor me, zoveel vertrouwen had hij in me. Eigenlijk heb ik alles aan hem te danken. Rob is de rode draad in mijn raceleven.’
Op 16 september 1979 overlijdt Slotemaker tijdens de Trophy of the Dunes. Hij slipt met zijn Chrevrolet Camero, uitgerekend door een plasje olie op de baan. Ruimte om de slip te corrigeren is er niet en Slotemaker klapt op een stilstaande auto. Het verdriet is ook bij Lammers groot. Het overlijden van de man die hem als tiener zijn eerste baantje gaf en die uitgroeide tot zijn leermeester in de autosport, snijdt zijn carrière in tweeën: de vreugdevolle periode mét en de zoveel mindere periode zonder Slotemaker.
Hoewel Lammers in Zandvoort in de Formula 1 zal rijden, noemt hij zijn overwinning in de Formula 3 in 1978, het jaar dat hij ook het EK wint, zijn mooiste herinnering op het circuit. Het is zijn eerste echt grote overwinning. ‘In de Formula 1 heb ik nooit gewonnen, dus was ik een soort chef lege dozen. Het gaat uiteindelijk om presteren, om winnen. Dan denk ik meteen aan die race in 1978. Ook omdat Rob dat nog meegemaakt heeft. Alles wat ik na 1979 gedaan heb, is leuk, maar daar was Rob niet meer bij.’
De terugkeer van de Dutch Grand Prix werd niet door elke Nederlander met enthousiasme onthaald. Er werden in drie jaar tijd de nodige rechtszaken en kort gedingen aangespannen. Maar niet uit Zandvoort zelf, verzekert Jan Lammers. ‘De gemiddelde Zandvoorter is ongelooflijk trots op de Dutch Grand Prix,’ stelt de sportief directeur. ‘Kijk eens naar het rijtje van Grands Prix: Miami, Las Vegas, Monaco, Melbourne, São Paulo. En Zandvoort. Dat geeft het gevoel dat je met je voetbalclub uit de hoofdklasse ineens in de Champions Leaguefinale speelt in Bernabéu of op Wembley.’
‘Mijn taak als sportief directeur is ook een beetje om begrip te vragen. Om tegen de mensen die kritiek hebben te zeggen dat ze misschien een punt hebben, maar ook te vragen of ze ons die drie dagen willen gunnen. Een dag dat er continu motoren rijden op het circuit geeft meer lawaai dan een Grand Prix-dag. De opbouw van de Dutch Grand Prix zorgt er daarnaast voor dat er bijna zes weken totale rust is, omdat er niet geracet mag worden.’