Christijan Albers won de DTM op Zandvoort: ‘Ik zag onbewust vrij veel van wat langs de baan gebeurde’
Gepubliceerd op 7 juni 2024Christijan Albers won in 2003 de DTM-race op Zandvoort. Een herinnering om te koesteren. ‘Er ontstond in die tijd ook in Nederland een hype rondom de DTM, waardoor we op Zandvoort echt volle bak hadden, met tussen de tachtig- en honderdduizend mensen.’
Het is 21 september 2003 als de Deutsche Tourenwagen Masters, kortweg DTM, voor de vierde keer Zandvoort aandoet. De tribunes en duinen zitten vol met Nederlandse autosportliefhebbers. Niet alleen omdat de DTM wordt gezien als de Formula 1 van de toerwagens – eigenlijk zijn het F1-auto’s met een body erop – maar zeker ook omdat er dit weekeinde een Nederlander kans maakt op het podium.
Voor Christijan Albers is het zijn derde jaar in de DTM en daarmee ook de derde keer op Zandvoort in deze klasse. In 2001 weet hij de finish niet te halen, in 2002 wordt hij twaalfde. Maar de kaarten liggen gunstiger in 2003. Albers rijdt dit seizoen voor het fabrieksteam van AMG Mercedes-Benz, wat betekent dat hij een kwalitatief goede auto tot zijn beschikking heeft. En dat werpt zijn vruchten af. Albers heeft al drie van de acht races gewonnen en strijdt met de Duitser Bernd Schneider om het kampioenschap – een strijd die de Nederlander overigens nipt zal verliezen in de laatste race op Hockenheim.
Mooiste ooit
Maar twee weken eerder, op Circuit Zandvoort, toont Albers absoluut zijn klasse. Ondanks de spanning – vooral veroorzaakt door het rijden voor eigen publiek, dat hoge verwachtingen heeft – wint Albers. Na afloop vertelt hij dat het zijn ‘mooiste race ooit is’. Hij is dan pas 24 – en zal later in zijn carrière onder meer nog een paar jaar in de Formula 1 (voor Minardi, Midland F1 Racing en Spyker) en de 24 Uur van Le Mans rijden – maar zijn citaat blijft ook twintig jaar later nog overeind. Min of meer.
‘Die zege op Zandvoort staat zeker in mijn top drie,’ zo stelt Albers nu. ‘Er zijn natuurlijk meer mooie momenten bij gekomen, ook in de DTM, maar die race blijft bijzonder. Er ontstond in die tijd ook in Nederland een hype rondom de DTM, waardoor we op Zandvoort echt volle bak hadden, met tussen de tachtig- en honderdduizend mensen. Ze stonden overal. Dat je dan ook nog mag winnen, voor eigen publiek, in zo’n hoge klasse, dat was geweldig. Het is eigenlijk niet te omschrijven wat je dan voelt.’
Albers doet toch een poging. ‘Ik moet dan vooral denken aan al die juichende mensen langs het rechte stuk. En in de duinen, waar nog geen tribunes stonden. Dat gaf gewoon een bepaalde kick. Of ik daar oog voor had? Onbewust zeker. Tijdens de race zag ik best veel van wat om de baan gebeurde. Tegen een cameraman zei ik later: ‘Hé, jij stond in de Gerlach.’ Hij vroeg hoe ik dat in godsnaam kon weten, maar ik nam ondanks de focus op de race toch nog dingen waar in mijn ooghoeken. Heel grappig.’
Talent
Albers is zestien als hij voor het eerst op Circuit Zandvoort komt; meteen om er zelf in actie te komen, in de Formula Ford. ‘Het was ook de eerste keer dat ik op een echt circuit racete. Dat was toch wel spannend. Er kwamen zoveel indrukken op me af. En Circuit Zandvoort is dan ook meteen een bijzonder circuit, met de hoogteverschillen, het lange doordraaien, de hobbels en bobbels. Er zit zoveel karakter in de baan.’
Het verhaal van Albers is er niet één van een jongen die al op zeer jonge leeftijd begint met racen. Vader André is absoluut ook een autosportliefhebber én zelf coureur, maar hij richt zich met succes op de rallycross, waarin hij zelfs Europees kampioen wordt. Het asfalt in Zandvoort is geen logische plek om te zijn, ook niet om met zoonlief naartoe te gaan.
‘Mijn vader heeft me nooit gepusht om de autosport in te gaan. Sterker nog, we kwamen toen ik vijftien was toevallig op een indoorkartbaan terecht voor een bedrijfsuitje. Ik was de jongste, maar won. Ik vond het leuk en bleek talent te hebben, dus kocht mijn vader een oude kart, waar hij meer aan het sleutelen was dan dat ik er mee kon rijden. Toen besloot hij dat ik toch maar een nieuwe kart moest krijgen en daarmee ging het een stuk beter. Mijn vader zei weleens dat hij zichzelf heeft afgevraagd waarom hij me niet eerder in een kart heeft gezet. Om eerlijk te zijn heb ik het nooit gemist. Ik laat mijn kinderen ook vrij in wat ze doen.’
Eigenlijk not done
In 2004 rijdt Albers in de DTM wederom in kansrijke positie op Zandvoort en maakt als eerste van de auto’s vooraan een pitstop. Als hij als zevende terug op de baan komt, ziet hij vlak daarna een rode vlag vanwege de crash van een andere coureur. Zijn concurrenten krijgen zo een gratis pitstop. In de laatste paar ronden knokt hij zich alsnog naar een podiumplek: hij wordt derde. ‘Het was een voordeel dat ik het circuit goed kende, maar ik zat op dat moment ook wel in mijn prime, om zo te zeggen. Ik maakte na dat seizoen ook de overstap naar de Formula 1. Dat had nog nooit iemand gedaan vanuit de DTM. Ook na mij was dat eigenlijk not done.’
Met zijn overstap naar de Formula 1 lijkt er een (tijdelijk) einde aan het racen op Zandvoort te komen, maar niets blijkt minder waar. In 2005 al geeft Albers een demonstratie in zijn F1-auto voorafgaand aan, jawel, de DTM-race op Zandvoort. ‘Er kwam toch al wat minder publiek op de DTM af, dus de organisatie probeerde mensen te lokken door mij in mijn Minardi rondjes te laten rijden. Ik vond het persoonlijk heel gaaf om te doen. Het was ook een heel andere beleving. Ik had in Zandvoort geracet met de Formula Ford, de Formula 3 en DTM, maar een F1-auto is toch een heel ander verhaal. De motor is zoveel krachtiger, de wegligging is anders. In 2009 heb ik nog een demonstratie gegeven, dat was met een Le Mans-auto van Audi, de R15. Ook weer tijdens een DTM-weekend. Dat was de laatste keer dat ik op Zandvoort racete.’
Bepaalde boost
Als analist van Viaplay volgt hij de laatste jaren de Formula 1 weer op de voet. In 2022 en 2023 is hij in die hoedanigheid ook op Zandvoort aanwezig. ‘Ik vind het knap hoe de Dutch Grand Prix is neergezet, zonder ondersteuning vanuit de overheid. Nederland is een klein land en dan toch zoiets voor elkaar krijgen... Natuurlijk geeft het succes van Max Verstappen een bepaalde boost, maar dan nog is het moeilijk om dit voor elkaar te krijgen. En het mooiste vind ik dat het circuit ondanks de verbouwing nog altijd een karakteristieke baan is.’