Alles gedaan en overleefd
Gepubliceerd op 3 mei 2024Zandvoort is de bakermat van Gijs van Lenneps leven als autocoureur en vormde de springplank voor een succesvolle internationale carrière. De levende legende die in 2000 werd uitgeroepen tot Coureur van de Eeuw, won twee keer Le Mans, maar tot zijn spijt wist hij nooit door te breken in de Formula 1.
Van Lennep heeft nooit een Grand Prix van Nederland gemist sinds zijn vader hem meenam naar Zandvoort. Na de eerste keer wist hij dat hij autocoureur wilde worden. Op zijn achttiende – met jaren ervaring op de antislipschool van Rob Slotemaker achter de rug – kon hij niet wachten om te gaan racen. Zijn eerste raceauto was een Kever. Van Lennep zou Van Lennep niet zijn geweest als hij zijn technische inzicht en zijn drang naar perfectionisme niet had ingezet om een auto te creëren die hem een voorsprong gaf. ‘Ik moest er natuurlijk weer een Porsche-motor in zetten. Dat had fout kunnen gaan, maar gelukkig ging het altijd goed. Dat kan ik niet zeggen van de Fiat 600 van mijn moeder. Die heb ik in de RAC West Autosprint over de kop gerold. Mijn moeder was er niet blij mee, maar mijn vader nam het minder zwaar op. “Het dak is ietsje lager geworden,” legde hij haar vrij nonchalant uit.’
Formula 1 was het einddoel van Van Lennep. Jim Clark, de toenmalige koning van die klasse, was zijn idool. Daarom stapte hij in de Formula Vee, de eerste sport op de ladder naar de Formula 1. Gretig naar kennis als hij was, trok hij naar Engeland om les te krijgen aan de vermaarde raceschool van Jim Russell. Die zei Van Lennep dat hij een groot talent was, een uitspraak die de jonkheer altijd voor ogen hield.
Balletje aan het rollen
De grote doorbraak kwam toen Pon’s Automobielhandel in 1965 een stel Veetjes uit Amerika haalde en Van Lennep een kans bood. Hij was er zo succesvol mee dat hij zijn baan als expediteur bij Blauwhoedveem (hij was net afgestudeerd op Nyenrode) durfde op te geven. ‘Toen ging het balletje rollen. Ik stapte in bij Racing Team Holland, samen met Ben Pon. Ik versloeg Rindt in Oostenrijk en kreeg fabriekscontracten bij Porsche en DAF.’
Het waren prachtige jaren. In de sportwagens racete hij met de Porsches van Racing Team Holland, in de Formula 3 met de Brabhams en Tecno’s met Variomatic-transmissie. Dat laatste was een aparte ervaring. ‘Je moest eerst links leren remmen, want je reed een automaat. Op langzame circuits waren we bijna niet te kloppen. De tractie was echt geweldig, we konden harder de bocht uit dan de rest. We verloren weer op de rechte stukken, want de riemen gaven te veel weerstand, maar als er zoals op Monaco weinig rechte stukken waren…’
In de sportwagens volgden al snel successen, maar op Spa ging het mis met de 906 Carrera 6 van Van Lennep en Pon. ‘De motorkap woei open, de auto werd meteen gegrepen door de wind en vloog het talud af. Ik ben eruit geslingerd, mijn schoenen en mijn broek bleven achter in de auto. De stalen band van mijn horloge was afgebroken, zo hard kwam ik neer. Volgens Ben had ik zonder die klap hoog kunnen eindigen in de Formula 1, maar ik vraag ’t me af. Al mijn grote successen zijn van ná de klap.’
Formula 1 lonkt, succes op Le Mans
Even leek Van Lenneps carrière in het slop te raken, maar Pon hielp hem uit de brand. Met de nieuwste 908 van Racing Team Holland versloeg Van Lennep op Zandvoort David Pipers Lola in de Trophy of the Dunes. De belangstelling van Porsche was opnieuw gewekt. In 1970 schoof hij aan bij het Finse privéteam AAW, waar hij de beschikking kreeg over Porsches monsterauto, de 917.
Toch bleef de Formula 1 kriebelen. In Nederland werd geld opgehoest door bedrijven die deelnamen aan de Stichting Autoraces Nederland. Die huurde een overjarige Surtees TS7, waarmee Van Lennep in 1971 op Zandvoort zijn debuut mocht maken. ‘In de regen. Ik werd achtste. Graham Hill vroeg na afloop: “Wie is die gozer?” Maar het leidde tot niets. De Formula 1 was altijd een kwestie van centjes. F1-teambazen, het is een apart slag mensen. John Surtees was een bijzonder type. later Frank Williams net zo.’
In de sportwagens was 1971 een aanmerkelijk gelukkiger jaar voor Van Lennep. Hij stapte over naar het Martini Racing Team, een semi-fabrieksteam dat concurreerde met JW Automotive, het andere halve fabrieksteam van Porsche. Het was een week voor zijn debuut in de Formula 1. Samen met Helmut Marko reed Van Lennep naar een schitterende overwinning op Le Mans, dankzij een 917 die in de trainingen tot in de puntjes was afgesteld door Van Lennep.
F5000-kampioen
Formula 1 zat er in 1972 niet in, maar voor 32 duizend gulden kon hij een seizoen in de Formula 5000 rijden. Hij stapte aan boord bij het Speed International Team van oud-coureur Jackie Epstein. ‘In een Surtees van een privéteam werd ik kampioen – en toen had Surtees opeens wél belangstelling! Nou, toen hoefde ’t voor mij niet meer.’ Samen met Derek Bell reed hij intussen in een Gulf Mirage voor JW Automotive en voor Alfa Romeo in de Targa Florio. Die Siciliaanse wegrace zal Van Lennep nooit vergeten. In 1973 won hij samen met Herbert Müller de laatste editie, voordat deze verboden werd. Een sponsorcontract met Marlboro gaf Van Lennep een tweede kans in de Formula 1. Bij Frank Williams, die toen nog altijd om geld verlegen zat. Het was een ongelukkige samenwerking, maar het leverde zijn eerste WK-punt op.
De omstandigheden waarin dat gebeurde, waren allesbehalve vrolijk: uitgerekend in de Grand Prix op Zandvoort waarin Roger Williamson dodelijk verongelukte, voor de ogen van miljoenen tv-kijkers. ‘Brand, daar ben je als coureur altijd het bangst voor. Weet je, elke anderhalve minuut kwamen we daar langs. Je ziet een hoop rook en een coureur die zijn auto probeert te blussen. Ik had de auto van David Purley niet eens zien staan, ik dacht dat hij Williamson was. Na afloop moest ik van Frans Henrichs horen dat hij dood was, met de camera erbij. Toen heb ik wel even gevloekt.’
Fraaie carrièreafsluiting
Zijn races voor Williams in 1974 waren evenmin gelukkig. Zijn teamgenoot Arturo Merzario kreeg een voorkeursbehandeling, terwijl de monteurs niet altijd zijn technische aanwijzingen opvolgden. ‘Na lang smeken kon ik op Zandvoort aan het eind van de training de banden van Merzario krijgen. Betere banden, dan moet je de achtervleugel naar beneden zetten. Ik kwam binnen, gaf een signaal, maar wat doen die lummels? Die zetten de achtervleugel juist omhoog!’
Van Lenneps F1-carrière leek ten einde, maar toen Roelof Wunderink in het voorjaar van 1975 gewond raakte, kon Van Lennep hem bij Ensign vervangen – toen gesponsord door de gebroeders Hoogenboom van het Nederlandse beveiligingsbedrijf HB Bewaking. In een slopende race klom Van Lennep op van de vierentwintigste naar de zesde plaats. ‘Belde een van de Hoogenbooms me na afloop op. “Je hebt niet goed gereden, Gijs.” Natuurlijk heb ik weleens een slechte race gereden. Maar nu had ik hun eerste WK-punt binnengehaald!’
Het wekt weinig verbazing dat Van Lennep in 1976 zijn carrière afsloot met een sportwagensucces: zijn tweede Le Mans-zege, weer voor Porsche, ditmaal met Jacky Ickx. Wilde hij stoppen op het hoogtepunt? ‘Nee, ik had vooraf mijn afscheid aangekondigd. Die zege met Ickx was een cadeautje. Het waren tien dodelijke jaren, tussen 1966 en 1976. Elk jaar gingen er wel een paar. Ik vond het mooi geweest. Ik heb alles gedaan én alles overleefd.’